We hadden nog een uitje naar de speelgoedwinkel tegoed.
De spaarpotten gingen ondersteboven. En daarna linea recta
naar de speelgoedwinkel.
Alle drie kozen ze een nerf-pistool. Zo’n schietpistool met
‘pijltjes’. Ik moet ze ‘nerfjes’ noemen van de kinderen. Dus een schietpistool
met nerfjes.
Poehhh… moet ik er wat van vinden? Ik houd niet van
schieten. En ook niet van soldaatje spelen. Dat is toch geen spel?
Ik probeerde nog Lego. Playmobil dan? Of zandbakspeelgoed? Een
spelletje?
Maar nee, ze wilden helemaal niks anders.
Zal ik het ze verbieden? Moet ik een discussie aan willen
gaan in een speelgoedwinkel?
Ik heb getwijfeld.
En… ik heb het laten gaan. Koop maar. Schiet maar. Maar niet
op elkaar.
Thuisgekomen met drie nerfpistolen (gelukkig drie
verschillende, ze weten zelf van wie welke is), werd de woonkamer verbouwd. Ze
hadden ruimte nodig. En daarna bouwden ze van duplo een muur. Daar gingen ze
tegenaan schieten.
Even later waren ze buiten te vinden met de pistolen. Dát was
minder handig. Ze moesten de pijltjes ook weer zoeken. Buiten is dat veel lastiger
dan binnen.
Ze speelden in de voortuin. Ik hing in de achtertuin de was op. Er viel ineens een pijltje naast mij op de grond. Huh? Hadden ze over het huis heen geschoten. Zó hard kun je er dus mee schieten.
Daarna maar weer binnen spelen. Ze verzinnen telkens iets. Alle drie hetzelfde spel, maar allemaal een andere rol. Prachtig!
Dit soort speelgoed vond ik ook altijd lastig. Want eigenlijk heeft het toch iets gewelddadigs. Maar ik hoorde een keer een moeder zeggen: 'Anders pakken ze wel een banaan en roepen Pang pang.'
BeantwoordenVerwijderen